You help make Hymnary.org possible. More than 10 million people from 200+ countries found hymns, liturgical resources and encouragement on Hymnary.org in 2025, including you. Every visit affirms the global impact of this ministry.

If Hymnary has been meaningful to you this year, would you take a moment today to help sustain it? A gift of any size—paired with a note of encouragement if you wish—directly supports the server costs, research work and curation that keep this resource freely available to the world.

Give securely online today, or mail a check to:
Hymnary.org
Calvin University
3201 Burton Street SE
Grand Rapids, MI 49546

Thank you for your partnership, and may the hope of Advent fill your heart.

5. Neem, Heer, mijn bange klacht ter oren

1 Neem, HEER, mijn bange klacht ter oren;
Zie, als 't aan woorden mij ontbreekt,
Wat d' overdenking in mij spreekt;
Verwaardig U, uit 's hemels koren,
Mijn stem te horen!

2 Sla ied're zucht, mijn hart ontgleden,
Opmerkend gâ; schenk mij 't genot
Uws heils, mijn Koning en mijn God!
Ik zal tot U, met mijn gebeden,
Eerbiedig treden.

3 Ik zal, door 't ijvervuur, ann 't blaken,
O HEER, bij 't scheem'rend morgenlicht,
Mij stellen voor Uw aangezicht;
Oprechte boezemzuchten slaken,
En biddend waken.

4 Gij, die geducht zijt in vermogen,
Verdraagt de goddeloosheid niet;
Gij zult, o God, die 't all doorziet,
Den boze voor Uw heilig' ogen,
Geenszins gedogen.

5 Wie zinloos, zonder t' overwegen
Wat hem betaamt, tot U durft gaan,
Zal voor Uw aanschijn niet bestaan;
Gij haat, en staat hun billijk tegen,
Die onrecht plegen.

Pause

6 Gij, HEER, verdelgt den leugenspreker.
Hij, die zijn hand met bloed bevlekt,
En grow'len met bedrog bedekt,
Tergt, als de snoodste wetverbreker,
Den hoogsten Wreker.

7 Maar mij ontmoet Uw mededogen;
Ik zal, Uw woning ingeleid,
En, naar 't paleis der heiligheid
In ware Godsvrees neergebogen,
Uw gunst verhogen.

8 Leid mij in Uw gerechtigheden,
Om mijn verspied'ren wil, en richt
Uw wegen voor mijn aangezicht;
Dan zal ik veilig voorwaarts treden,
Met vaste schreden.

9 Al 't recht is van hun mond geweken,
Zij leggen 't op verderven toe;
Hun keel is nooit verslindens moê,
Hun tong tracht, vleiend, ons door treken
Naar 't hart te steken.

10 Draagt Gij, o God, hen nog geduldig?
Verwoest hun raadslag; drijf hen heen,
Daar z' Uwe wet zo stout vertrên.
Zij tergen U te menigvuldig;
Verklaar hen schuldig.

11 Maar geef Uw dierb'ren gunstelingen,
Wier geest in U zijn sterkte vindt,
Wier hart Uw naam oprecht bemint,
In U volvrolijk op te springen,
En blij te zingen.

12 't Rechtvaardig volk zult Gij belonen,
Terwijl Gij, HEER< hen overdekt,
Hun tot een veilig schild verstrekt.
Gij zult goedgunstig hen bekronen,
Ja, bij hen wonen.

Text Information
First Line: Neem, Heer, mijn bange klacht ter oren
Language: Dutch
Publication Date: 1933
Scripture:
Topic: Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus: Van de straf der zonde; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus: Van het zesde gebod; Bij het Verklaren van den Heidelbergsen Catechismus: Van het besluit des gebeds
Tune Information
Name: [Neem, Heer, mijn bange klacht ter oren]
Key: d minor or modal



Suggestions or corrections? Contact us
It looks like you are using an ad-blocker. Ad revenue helps keep us running. Please consider white-listing Hymnary.org or getting Hymnary Pro to eliminate ads entirely and help support Hymnary.org.