You help make Hymnary.org possible. More than 10 million people from 200+ countries found hymns, liturgical resources and encouragement on Hymnary.org in 2025, including you. Every visit affirms the global impact of this ministry.

If Hymnary has been meaningful to you this year, would you take a moment today to help sustain it? A gift of any size—paired with a note of encouragement if you wish—directly supports the server costs, research work and curation that keep this resource freely available to the world.

Give securely online today, or mail a check to:
Hymnary.org
Calvin University
3201 Burton Street SE
Grand Rapids, MI 49546

Thank you for your partnership, and may the hope of Advent fill your heart.

Click here to donate to Hymnary.org I have already donated. Please don't show this to me again

- Remove ads
|
User Links
- Log in
- Register

Discover

Collections

Store

Connect

Search

Collections

Discover

Psalmen: in de berijming van 1773

Publisher:	Proost en Brandt n.v., Amsterdam, 1933
Denomination:	Gereformeeerde Kerken van Nederland
Language:	Dutch
Notes:	G in front of the numbers are Enige Gezangen

Indexes

First Lines
Tune Names
Topics
Scripture References
Page Scans

Find this hymnal in a library
Compare texts in this hymnal
Compare tunes in this hymnal

#	Text	Tune
1	Welzalig hij, die in der bozen raad	[Welzalig hij, die in der bozen raad]
2	Wat drift beheerst het woedend heidendom	[Wat drift beheerst het woedend heidendom]
3	Hoe vreeslijk groeit, o God	[Hoe vreeslijk groeit, o God]
4	Wil mij, wanneer ik roep, verhoren	[Wil mij, wanneer ik roep, verhoren]
5	Neem, Heer, mijn bange klacht ter oren	[Neem, Heer, mijn bange klacht ter oren]
6	O HEER, Gij zijt weldadig	[O Heer, Gij zijt weldadig]
7	O Heer, mijn God, volzalig Wezen!	[O Heer, mijn God, volzalig Wezen]
8	Heer, onze Heer, grootmachtig Opperwezen!	[Heer, onze Heer, grootmachtig Opperwezen]
9	Ik zal met al mijn hart den Heer	[Ik zal met al mijn hart den Heer]
10	Waarom, o HEER, blijft Gij van verre staan?	[Waarom, o Heer, blijft Gij van verre staan]
11	Op God alleen betrouw ik in mijn noden	[Op God alleen betrouw ik in mijn noden]
12	Behoud, o Heer, wil ons te hulpe komen	[Behoud, o Heer, wil ons te hulpe komen]
13	Hoe lang, o Heer, mijn Toeverlaat	[Hoe lang, o Heer, mijn Toeverlaat]
14	De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed	[De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed]
15	Wie zal verkeren, grote God	[Wie zal verkeren, grote God]
16	Bewaar mij toch, o alvermogend God	[Bewaar mij toch, o alvermogend God]
17	't Behaag' U, Heer, naar mijn gebed	[Behaag' U, Heer, naar mijn gebed]
18	'k Betrouw op God; Hij is mijn schild in 't strijden	[Nu zal mijn ziel, nu zullen al mijn zinnen]
19	Het ruime hemelrond	[Het ruime hemelrond]
20	Dat op uw klacht de hemel scheure!	[Dat op uw klacht de hemel scheure!]
21	O Heer, de Koning is verheugd	[O Heer, de Koning is verheugd]
22	Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij	[Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij]
23	De God des heils wil mij ten herder wezen	[De God des heils wil mij ten herder wezen]
24	Al d' aard' en alles wat zij geeft	[Al d' aard' en alles wat zij geeft]
25	'k Hef mijn ziel, o God der goden	['k Hef mijn ziel, o God der goden]
26	O HEER, doe Gij mij recht	[O HEER, doe Gij mij recht]
27	God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen?	[God is mijn licht, mijn heil; wien zou ik vrezen?]
28	Ik roep tot U, o eeuwig Wezen	[Ik roep tot U, o eeuwig Wezen]
29	Aardse machten, looft den HEER	[Aardse machten, looft den HEER]
30	Ik zal met hart en mond, o HEER	[Ik zal met hart en mond, o HEER]
31	Op U betrouw ik, HEER den heren	[Op U betrouw ik, HEER den heren]
32	Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven	[Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven]
33	Zingt vrolijk, heft de stem naar boven	[Zingt vrolijk, heft de stem naar boven]
34	Ik loof den HEER, mijn God	[Ik loof den HEER, mijn God]
35	Twist met mijn twisters, Hemelheer	[Twist met mijn twisters, Hemelheer]
36	Het trots gedrag des bozen doet	[Het trots gedrag des bozen doet]
37	Wees over 't heil der bozen niet ontstoken	[Wees over 't heil der bozen niet ontstoken]
38	Groot en eeuwig Opperwezen	[Groot en eeuwig Opperwezen]
39	Ik zei: Nu zal ik letten op mijn paân	[Ik zei: Nu zal ik letten op mijn paân]
40	'k Heb lang den HEER in mijnen druk verwacht	['k Heb lang den HEER in mijnen druk verwacht]
41	Welzalig hij, die zich verstandig draagt Bij een ellendig mens	[Welzalig hij, die zich verstandig draagt Bij een ellendig mens]
42	't Hijgend hert, der jacht ontkomen	['t Hijgend hert, der jacht ontkomen]
43	Geduchte God, hoor mijn gebeden	[Geduchte God, hoor mijn gebeden]
44	O God, wij mochten met onz' oren	[O God, wij mochten met onz' oren]
45	Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen	[Mijn hart, vervuld met heilbespiegelingen]
46	God is een toevlucht voor de Zijnen	[God is een toevlucht voor de Zijnen]
47	Juicht, o volken, juicht	[Juicht, o volken, juicht]
48	De HEER is groet; elk zing' Zijn lof	[De HEER is groet; elk zing' Zijn lof]
49	Gij, volken, hoort; waar g' in de wereld woont	[Gij, volken, hoort; waar g' in de wereld woont]
50	Der goden God verheft Zijn stem met macht	[Der goden God verheft Zijn stem met macht]
51	Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed	[Genâ, o God, genâ, hoor mijn gebed]
52	Waartoe u dus beroemd in 't kwade	[Waartoe u dus beroemd in 't kwade]
53	De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed	[De trotse dwaas zegt in zijn boos gemoed]
54	O God, verlos mij uit den nood	[O God, verlos mij uit den nood]
55	O God, neem mijn gebed ter oren	[O God, neem mijn gebed ter oren]
56	Genâ, o God, bescherm mij door Uw hand	[Genâ, o God, bescherm mij door Uw hand]
57	Genâ o God, genâ, hoor mijn gebeên	[Genâ o God, genâ, hoor mijn gebeên]
58	O gij vergadering, gezeten	[O gij vergadering, gezeten]
59	Red mij, o God, uit 's vijands handen	[Red mij, o God, uit 's vijands handen]
60	O God, hoe hebben wij getreurd	[O God, hoe hebben wij getreurd]
61	Wil, o God, mijn bede horen	[Wil, o God, mijn bede horen]
62	Mijn ziel is immers stil tot God	[Mijn ziel is immers stil tot God]
63	O God, Gij zijt mijn Toeverlaat	[O God, Gij zijt mijn Toeverlaat]
64	't Behaag' U, mij gehoor te geven	['t Behaag' U, mij gehoor te geven]
65	De lofzang klimt uit Sions zalen	[De lofzang klimt uit Sions zalen]
66	Juich, aarde, juich met blijde galmen	[Juich, aarde, juich met blijde galmen]
67	D' algoede God zij ons genadig	[D' algoede God zij ons genadig]
68	De HEER zal opstaan tot den strijd	[De HEER zal opstaan tot den strijd]
69	O God, verlos en red mij uit den nood	[O God, verlos en red mij uit den nood]
70	Daal haastig ter verlossing neer	[Daal haastig ter verlossing neer]
71	'k Betrouw op U; hoor mijn gebeden	['k Betrouw op U; hoor mijn gebeden]
72	Geef, HEER, den Koning Uwe rechten	[Geef, HEER, den Koning Uwe rechten]
73	Ja waarlijk, God is Isrel goed	[Ja waarlijk, God is Isrel goed]
74	Waarom, o God, zijn wij in eeuwigheid	[Waarom, o God, zijn wij in eeuwigheid]
75	U alleen, U loven wij; Ja wij loven U, o HEER	[U alleen, U loven wij; Ja wij loven U, o HEER]
76	God is bekend bij Juda's stam	[God is bekend bij Juda's stam]
77	Mijn geroep, uit angst en vrezen	[Mijn geroep, uit angst en vrezen]
78	Neem, o mijn volk, neem mijne leer ter ore	[Neem, o mijn volk, neem mijne leer ter ore]
79	Getrouwe God, de heid'nen zijn gekomen	[Getrouwe God, de heid'nen zijn gekomen]
80	Neem, Isrels Herder, neem ter oren	[Neem, Isrels Herder, neem ter oren]
81	Zingt nu blij te moe	[Zingt nu blij te moe]
82	In d' achtb're Godsvergaderingen	[In d' achtb're Godsvergaderingen]
83	Zwijg niet, o God, houd U niet doof	[Zwijg niet, o God, houd U niet doof]
84	Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot	[Hoe lief'lijk, hoe vol heilgenot]
85	Gij hebt Uw land, o HEER, die guntst betoond	[Gij hebt Uw land, o HEER, die guntst betoond]
86	Neig, o HEER, Uw gunstig' oren	[Neig, o HEER, Uw gunstig' oren]
87	Zijn grondslag, zijn onwrikb're vastigheden	[Zijn grondslag, zijn onwrikb're vastigheden]
88	O God mijns heils, mijn Toeverlaat	[O God mijns heils, mijn Toeverlaat]
89	'k Zal eeuwig zingen van Gods geodertierenheên	['k Zal eeuwig zingen van Gods geodertierenheên]
90	Gij zijt, o HEER, van d' allervroegste jaren	[Gij zijt, o HEER, van d' allervroegste jaren]
91	Hij, die op Gods bescherming wacht	[Hij, die op Gods bescherming wacht]
92	Laat ons den rustdag wijden	[Laat ons den rustdag wijden]
93	De HEER regeert; de hoogste Majesteit	[De HEER regeert; de hoogste Majesteit]
94	Verschijn nu blinkend, God der wrake	[Verschijn nu blinkend, God der wrake]
95	Komt, laat ons samen Isrels HEER	[Komt, laat ons samen Isrels HEER]
96	Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE	[Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE]
97	God heerst als Opperheer	[God heerst als Opperheer]
98	Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE	[Zingt, zingt een nieuw gezang den HEERE]
99	God, de Heer, regeert, Beeft, gij volken, eert	[God, de Heer, regeert, Beeft, gij volken, eert]
100	Juich, aarde, juicht alom den HEER	[Juich, aarde, juicht alom den HEER]

[This hymnal has not been proofed - data may be incomplete or incorrect]

Suggestions or corrections? Contact us

It looks like you are using an ad-blocker. Ad revenue helps keep us running. Please consider white-listing Hymnary.org or getting Hymnary Pro to eliminate ads entirely and help support Hymnary.org.